Filosofie (nl.)
Schaamte en shaming
Je hebt iets gedaan en anderen zien het en het dringt tot je door dat je je schaamt. Je schamen is een soort van schuldbekentenis. Je geeft al te kennen dat je het met de te vermoeden veroordeling van de ander eens bent—en je hoopt dat daarmee de zaak tussen jullie gehouden kan worden: je hebt het gezien, en het spijt me (of, misschien: had je het maar niet gezien). Schaamte is een sociaal fenomeen, we noemen het ook een morele emotie, maar mij gaat het om het sociale aspect. De ander doorbreekt de sociale band als hij vervolgens tegen iedereen gaat vertellen wat je gedaan hebt. (Soms, als de daad echt slecht is, verdient hij het dat je zo te schande wordt gezet. “Naming and shaming” wordt in zo’n geval verdedigbaar geacht.) Maar in principe blijft het “onder ons”. Dat noem ik het recht op schaamte: dat jij te kennen kunt geven aan degene die jouw daad of toestand gezien heeft dat het geen schoonheidsprijs verdient, en nu zand erover, graag. En de ander willigt dat intieme verzoek in—meestal: als ze respecteren dat je er spijt van hebt, of er niets aan kon doen, en het de volgende keer anders zou doen, of, simpelweg, dat ze er niets mee te maken hebben en er niet over kunnen oordelen, enz.
Internet
Op internet doorbreken we tegenwoordig dit recht op schaamte doorlopend, en niet alleen dat: we creëren er ook schaamte, waar die niet bij het subject vandaan komt. Bijvoorbeeld, jongen en meisje wisselen naaktbeelden van elkaar uit, uit verliefdheid; dan raakt het uit en zet iemand de beelden van de ander (meestal het meisje) online. Het meisje moet zich plots gaan schamen voor iets waar ze zich voordien niet voor hoefde te schamen. Niet alleen dat: De ander, de jongen, heeft de sociale band verbroken door de beelden online te zetten waar iedereen ze te zien krijgt, ook de ouders, familie en vrienden van het meisje, en de schoolgenootjes en toekomstige werkgevers, enz.
Internetgebruikers
Internetgebruikers lijken niet te weten dat iedereen, altijd meeleest en -kijkt. Of: men twittert iets en ziet dan tot de eigen vreugde dat het geretweet wordt, en een groot lezerspubliek bereikt. En men voelt zich groeien en doet er nog een schepje bovenop, wat de lezerskring nog verder uitbreidt. De blijdschap over die populariteit is de motiverende factor. En pas als alles mis gaat en er mensen hun baan verliezen door wat een kolossaal gedragen roddel (of misverstand, of schaamtebreuk) blijkt te zijn geworden, gaat men zich afvragen wat men bedoelde—dit in ieder geval niet. Te laat natuurlijk.
Iconische foto’s
Dit fenomeen is niet nieuw. In iconische foto’s doen we het ook; daar worden foto’s verspreid waarin het recht op schaamte van de centraal afgebeelden geschoffeerd wordt. En ons boeit het niet. Wij willen die praktijk rond iconische foto’s, want ze maakt het voor ons gemakkelijk om onze inertie in handelen om te zetten. Denk aan de vele gevoelens die we hadden toen de schepen bij de bosjes omsloegen in de Middellandse zee en honderden Syrische vluchtelingen verdronken. We vonden het wel erg, maar dachten ook aan andere dingen; we wisten niet hoe we erop moesten reageren. Tot er op een dag een iconische foto gepubliceerd werd van een aangespoeld Syrisch jongetje. Toen wisten we op slag wat te doen: deze mensen moeten geholpen worden. De foto creëerde een grandioze omslag in de publieke opinie. Omgekeerd: wij hadden die foto nodig. Andere iconische foto’s hebben soortgelijke effecten gehad: Nick Uts foto van Kim Phuc (heeft het einde van de Viet Nam oorlog dichterbij gebracht); de WPP-foto van de vrouw die voorovergeslagen ter aarde over haar in de tsunami gestorven familieleden rouwt (heeft velen geld doen storten op giro 555), enz.
Journalistiek
Het gaat terug, vrees ik, op onze fundamentele houding ten opzichte van de journalistiek. We zijn goedgelovig totdat journalisten ons laten zien wat er allemaal mis is. We oordelen niet zelf, maar hebben ons moreel bewustzijn over de rest van de wereld uitbesteed aan de journalistiek. Het zal ons dus wezenlijk niet verwonderen als er in de media iets aan de kaak wordt gesteld.
Wat moeten we leren? Drie dingen.
Wat we moeten leren is, dat iedere representatie niet alleen op zijn waarheid beoordeeld moet worden, maar ook op zijn retorica. Als iemand iets beweert is dat altijd een taaldaad, met gevolgen voor de lezer/kijker—bedoelde en onbedoelde gevolgen. Ten tweede moeten we af van het idee dat kwantiteit bewijskracht heeft. “The best of Youtube” zijn niet de beste filmpjes die er op Youtube staan, maar alleen de filmpjes die de meeste kijkers genereren. “Viral gaan” is geen enkele garantie voor de waarde van het virale, maar beduidt louter dat iedereen het leest/bekijkt, en meestal is dat de enige reden waarom steeds meer mensen het lezen/bekijken. Ten derde, een representatie doet altijd iets met het gerepresenteerde. Altijd. Ze is nooit alleen maar waar.
Austin, J.L. 1962. How to Do Things with Words. Oxford: Oxford University Press.
Gerwen, Rob van. 2013. “Wachten op beeld. De tragische retorica van iconische foto’s.” Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 105 (1): 40–54.
Williams, Bernard. 1993. “Endnote 1: Mechanisms of Shame and Guilt.” In Shame and Necessity, 219–224. Berkeley, Los Angeles, and Oxford: University of California Press.