Film
Is de demente (nog) een persoon?
De vraag in de titel klinkt waarschijnlijk hard, maar zo is hij niet bedoeld. Een demente verdient al het respect dat mensen verdienen. Maar blijft een mens altijd een persoon, of komt er een moment waarop het dementeren zo ver gaat dat men wel nog lid is van een persoonssoort (de mens), maar niet meer als een persoon?
Ik ga er dan vanuit dat een persoon iemand is met een psychologische geschiedenis die hij/zij deelt met anderen in hun omgeving, partners, kinderen, broers, zussen, buren, enz. Over dat delen kan men op verschillende manieren nadenken, vanuit verschillende psychologische theorieën, bijvoorbeeld de psycho-analyse. Denk dan aan Freud, Klein, Winnicott, en Wollheim. Als de demente die eigen psychologische geschiedenis subjectief niet meer paraat heeft, en anderen niet meer herkent, kunnen die anderen hem/haar ook steeds minder als de persoon bejegenen die hij/zij vroeger was. De demente trekt zich steeds verder terug in een eigen wereldje, waarin bepaalde sterke herinneringen aan vroeger alle andere betekenissen overvleugelen. Van zo’n demente vraag ik of hij/zij nog een persoon is.
Is de demente louter een mens? Bewijzen we hun alle egards als mens omdat ze tot onze soort behoren maar behandelen we hen verder met de liefde waarmee we een huisdier behandelen? Hoe behoren we demente medemensen te behandelen en wat zijn de morele criteria? Ik ga ervan uit dat we huisdieren goed behandelen.
Deze vraag is ook bedoeld om beter te begrijpen wat familieleden van een dementerende doormaken. Komt voor hen niet het moment dat ze op de ander gericht zijn (en blijven) vanwege een geschiedenis die de demente niet langer beschikbaar heeft?
Is wat mensen over hun toekomst besluiten in het geval ze dement mochten worden (stoer besluiten we dat we dan niet meer willen leven, anderen niet tot last willen zijn), wel houdbaar nadat de persoon eenmaal louter een mens is geworden?
In de recente film, The Lobster, komt David (gespeeld door Colin Farrell) in een hotel aan met zijn broer, die “het” niet gehaald heeft en toen in een hond is veranderd. David respecteert hem als een mens, maar behandelt hem als een hond—hij hoopt dat, maar weet niet of Bob, de hond, hem nog wel verstaat. In welke zin is Bob nog een mens, zou Richard Wollheim zich afvragen; wat is het voor Bob om nog een mens te zijn? Of is hij gewoon een hond, maar behandelt de hoofdpersoon hem als zijn broer—is het verschil met andere woorden alleen te begrijpen als we kijken naar de houding van de anderen?
Kijk ook eens naar de Buddhistische begrafenis-rituelen voor SONY’s Aibo-robothondjes waarin getoond wordt op welke manier mensen aan die kleine robotjes kunnen hechten; of naar Blade Runner (r. Ridley Scott) over de vraag of robots empathie verdienen, en of ze er zelf toe in staat zijn.
Wollheim, Richard. 1984. “Living.” Chapter I of The Thread of Life, 1–32. Cambridge, New York: Cambridge University Press.
The Family dog, New York Times, 17 juni 2015. (Buddhistische rouwrituelen voor SONY’s Aibo-robothondjes.)