Filosofie (nl.)
Artistieke vrijheid? (Juridisering van het esthetische.)
“Kreuk denkt precies te weten hoe het werk eruit zou hebben gezien dat ik voor hem zou maken. Denkt hij nou heus dat ik mijn artistieke vrijheid zo laat inperken?” (p. C7, mijn cursivering).
Waarom zegt Danh Vo “artistieke vrijheid”? Natuurlijk gaat een kunstenaar niet vooraf perfect uitspellen hoe een werk dat hij nog moet maken eruit gaat zien. Hij moet het immers nog maken en dat maken bepaalt hoe het werk wordt. Zoals Picasso het zei: “Ik maak geen kunst, ik vind haar”. In het maken vindt de kunstenaar zijn werk.
Waarom zegt Vo dan dat hij zijn artistieke vrijheid niet zo laat inperken? Is dat niet veeleer een juridische term—een variant op “vrijheid van meningsuiting”?
Verder staat er niet zoveel van esthetisch belang in de ellenlange (vier volle pagina’s!) bijdrage in het NRC, buiten deze kwestie: kan de kunsthandelaar werk voor de rechter afdwingen; kan hij het tentoonstellingsbeleid van een museum bepalen? en dergelijke vragen, maar dit is kunstsociologie of -economie. (Verder betreft het stuk een welles-nietes kwestie: heeft de kunstenaar nu wel of niet beloofd een kunstwerk te maken? Voor de rechtbank een interessante kwestie, natuurlijk, maar daarbuiten?)
NRC 7 mei 2015, pp. C4-7: “Reconstructie Kreuk versus Vo”.