Filosofie (nl.)
Fotografie, televisie en de openbaarheid
In dezelfde NRC (van dinsdag 25 oktober 2011) twee berichten die in hun samenhang begrepen moeten worden.
Camera’s in de rechtzaal
Eerst, op de voorpagina, de melding dat een of andere commissie tot de conclusie is gekomen na een analyse van de media-hype rond het proces over Wilders’ haatzaaien, dat alle rechtzaken voortaan op televisie moeten verschijnen, als het kan via een eigen kanaal. Dus: er is een rechtzaak op televisie gekomen (Wilders); die leidde tot een media-hype die, vinden we, een negatieve invloed heeft gehad op de rechtsgang; en dus moeten alle rechtzaken voortaan op televisie? Ook wordt aangeraden rechters een media-training te geven in hun opleiding; waarom niet meteen ook een cosmetische chirurgische opknapbeurt?
Bedoelt men: ‘alleen door te laten zien dat er ongelooflijk veel rechtzaken zijn en dat die meestal saai zijn, voorkomen we dat de media een hype opbouwen rond een bepaalde rechtzaak’?
Ik waag een reconstructie (ik begrijp ook wel dat dit een stroman is, maar ik wil een curieus argument in het betoog laten zien):
1. Als rechtzaken nooit op televisie worden uitgezonden, ontstaat er een hype in het uitzonderlijke geval dat een bepaalde rechtzaak wel wordt uitgezonden.
2. Als alle rechtzaken op televisie worden uitgezonden, zijn er geen uitzonderlijke gevallen meer.
3. Dus: Als alle rechtzaken op televisie worden uitgezonden ontstaat er geen hype meer.
De zwakke schakel is de aanname dat de hype in kwestie (de Wilders-zaak) het gevolg was van het feit dat ze werd uitgezonden. Maar ontstond de hype niet veeleer vanwege de aard en het onderwerp van de zaak en door hetgeen er in de media (en in de rechtzaal) mee werd gedaan? De oplossing die de commissie hier voorstelt is geen oplossing voor de gegeven kwestie.
Daarnaast creëert deze “oplossing” een groter probleem en is het onduidelijk welk belang ze dient.
Eerst het grotere probleem dat nu ontstaat: rechtzaken zijn nu volledig onderworpen aan de macht van de media, want die hoeven alleen nog maar de zaken aan te wijzen waar ze een hype over willen crëeren en bingo, de hype is een feit.
Maar welk belang wordt er gediend met deze voorstellen? Willen we terug naar het middeleeuwse dorpsplein waar de terechtstellingen plaatsvinden, zodat we daar met zijn allen heerlijk onze nieuwsgierigheid kunnen bevredigen? Vinden we dat mensen die zich thuis zitten te vervelen omdat Oh Oh Cherzo nog niet is begonnen, dan in ieder geval via internet Rechtspraak TV kunnen bekijken?
Maar rechtzaken zijn toch in principe al openbaar? Wie geïnteresseerd is, reize naar de rechtzaal en neme plaats op de publieke tribune.
Dat leidt in ieder geval tot de moreel verdedigbare toestand dat iedereen elkaar recht in de ogen ziet. Geen gevoyeer thuis op de bank met een zak chips.
De foto van de doodgeschoten Gaddafi
De tweede zaak is die van de foto van de doodgeschoten Libische dictator Gaddafi (p. 32). De NRC-ombudsman maakt zich zorgen over het tonen van de gruwelijke foto en vergelijkt hem met die van de door de dieren-activist Volkert van der Graaf doodgeschoten Pim Fortuyn, en de verontwaardiging die destijds ontstond toen De Volkskrant die foto groot op de voorpagina afdrukte.
Maar er gaat een en ander mank hier. Was Gaddafi niet degene die de afgelopen maanden keer op keer benadrukte dat hij de ratten (zijn landgenoten!) zou laten afschieten? Was Gaddafi niet degene die dit soort dreigementen zou blijven uiten zolang hij in leven zou blijven? Moesten we geen bewijs van zijn dood of gevangenneming hebben (zoals we dat om begrijpelijke redenen niet hebben gekregen van Bin Laden). Ja, het ware beter geweest als hij niet vermoord was, maar gegeven dat feit is de foto niet de heisa waard—en ik ben iemand die onder alle omstandigheden onze overschatting van de fotografie aan de kaak zal stellen!
We hebben wel foutere foto’s gepubliceerd (denk aan het jaarlijkse circus rond de World Press Photo).
Nee, wat mij meer verbaast, is waarom we zo’n onduidelijke foto te zien krijgen. Was er geen tijd om een betere foto te maken? Probeerde men fotografen weg te houden? Of heeft de pers het misschien nodig gevonden om een foto te publiceren die de suggestie wekt dat ze inderhaast en met gevaar voor eigen leven (met een verborgen camera of een iPhone) is genomen?
One Response to “Fotografie, televisie en de openbaarheid”