Filosofie (nl.)
Dus zo werkt de telelens …
In de verte pikt een telelens een plaatje op, een visusele uitsnede uit de werkelijkheid van pakweg 3x3x3m (hxbxd), en laat dat zien op een manier die de kijker doet geloven dat hij er van vlakbij (zeg op een meter of 10 afstand) naar staat te kijken.
De 3 meter diepte in de afgebeelde scene “ziet” er plat uit voor een telelens die vanop een veel meer meters omspannende afstand het plaatje oppikt. Op zo’n afstand zien alle mensen in de scene er even groot uit. We weten alleen wat voor wat staat omdat het daarvan onderdelen verbergt. De zanger op de voorgrond verbergt delen van het drumstel, maar ziet er meetbaar (!) even groot uit als de drummer.
Een echte kijker op 10 meter van de scene ziet normaliter de drummer als kleiner dan de zanger—en ook dat is meetbaar: hou maar een meetlatje langs je blikveld: de hoogteverschillen zijn onmiskenbaar.
De kijker thuis ziet het beeld van de telelens in scherpe details, alsof hij er met zijn neus bovenop staat—ook de gelaten van de musici zijn zeer gedetailleerd en “dichtbij”.Hoe vreemd is het dan niet dat de afgebeelde ruimte zo plat is als een dubbeltje. Dat is uit te leggen: voor de camera is op die grote afstand de ruimte in de scene ook plat. We weten dat er diepte in de scene zit omdat we die beredeneren op grond van hoe de dingen en personen elkaar verbergen—omdat ze ervoor staan. Maar de diepte is niet zichtbaar, ze wordt beredeneerd.
De afstand tussen de camera en het beeld is niet zichtbaar in het beeld.
En dan komt het. Gewone waarnemers compenseren voor hoogteverschillen in relatie tot afstand: loopt iemand van ons af dan zien we hem niet kleiner worden (hoewel we dat als we een meetlat langs ons gezichtsveld zouden houden, wel zouden moeten concluderen). Waarneming vertelt ons de waarheid van de werkelijkheid, niet haar verschijning. (Gelukkig maar, natuurlijk).
Daarom lijkt de drummer in het beeld van de telelens groter dan de zanger, hoewel we weten dat die laatste zich een meter of drie voor de drummer bevindt. De drummer zou zich (meetbaar) kleiner moeten voordoen, maar doet zich meetbaar even groot voor. Maar onze waarneming compenseert voor de afstand en daarom lijkt hij groter te zijn.