Philosophy of the Arts

Baumgarten

Baumgarten en de cognitivistische drogrede

Baumgarten realiseerde zich (tenminste impliciet) dat schoonheid als een vorm van (geperfectioneerde) kennis beschouwen tot een cognitivistische drogrede leidt. Is er immers betere zintuiglijke kennis denkbaar dan die die door een film wordt geleverd: zet ergens een camera en microfoon neer en laat die de voorbijtrekkende werkelijkheid opnemen en het resultaat is een extensief heldere, tot geen enkel concept teruggebrachte zintuiglijke weergave. Maar is dat dan ook automatisch mooi? Wie dat concludeert, reduceert schoonheid tot kennis: als we alles kunnen zien, tegelijk en in alle details, dan is dat mooi.
De cognitivistische drogrede is de stelling dat alles wat technisch wordt gereproduceerd, ieder shot in een film, ieder geluid voorzover het onbewerkt is, dan ook mooi is.
Wij denken echter dat een foto (of filmshot) mooi is vanwege de manier waarop, de stijl waarmee het toont wat het weergeeft en niet de volledigheid waarmee alle details worden getoond. (Scruton, 1983; Wollheim, 1993)
Baumgarten beriep zich, precies om deze cognitivistische drogrede te vermijden, op de retorica en argumenteerde dat het niet om het gekende gaat, maar om hoe het gekend wordt, om de beleving van de kennis, de fenomenale kwaliteit ervan, het “hoe het is om iets waar te nemen”.

Scruton, Roger. 1983. “Photography and Representation.” In The Aesthetic Understanding: Essays in the Philosophy of Art and Culture, 102-126. London, New York: Methuen.

Wollheim, Richard. 1993. “Pictorial Style: Two Views.” In The Mind and its Depths, 159-170. Cambridge (Mass.), London (England): Harvard University Press.

You must be logged in to post a comment.