Philosophy of the Arts

Papers

Fictionele emoties en representatie

Wie voelt er nou medelijden met iemand die zijn verdriet veinst? Niemand toch? Toch kunnen we uitstekend meeleven met een personage als Emma Bovary die, dat weten we natuurlijk, geen echte gevoelens heeft. Hoe zit dat? Wat is de aard en waarde van fictionele emoties? Voelen we echt iets voor een personage en is dat wel helemaal rationeel? En waar bevindt zich het verdriet dat gespeeld wordt door een acteur? Dit zijn vragen die, tenminste in de analytische esthetica, de gemoederen al een paar decennia bezighouden. Volbloed emoties over niet-bestaanden zijn ofwel ongepast of het zíjn er geen. Het probleem is verkeerd geformuleerd: epistemologisch. De aard van emoties laat men afhangen van de vraag of we geloven dat hun object waar of onwaar is. Emoties ten aanzien van ficties zouden daarom quasi-emoties zijn aangezien we niet geloven dat ze over echte dingen gaan. Maar deze waarheidsvraag is parasitair: lang voordat we hem stellen weten we al dat we geconfronteerd zijn met een representatie en weten we ook wat erin gerepresenteerd wordt. Voor ons filosofisch begrip van fictionele emoties is dat niet zonder gevolgen. Emoties over representaties zijn anders dan emoties over echte mensen, maar dat heeft niets te maken met de oppositie tussen ‘fictief’ en ‘waar’. Representaties epistemologisch benaderen sluit een dergelijk inzicht bij voorbaat uit; ik zal representaties daarom esthetisch benaderen.
‘Fictionele emoties en representatie.’ Feit & fictie IV:1, 13-27, 1998.
»   (142K) PDF

You must be logged in to post a comment.